Het was nota bene mijn vóet die me ooit een pijnlijke, belangrijke les leerde.
Ik was met wat andere kleuters aan het spelen in de poppenhoek toen juf Charlotte kwam kijken.
Wat ik niet meer weet: waarom ze langskwam. Misschien wilde ze zien welk spel we speelden, misschien kwam ze checken of we niet stiekem Bram de Beer van ongewenste amputaties hadden voorzien.
Wat ik nog wel weet: terwijl de juf iets begon te vertellen, stonden wij in een clubje tegenover haar, op blote voeten.
Wat ik ook nog weet: het plotse besef dat ik ongemerkt op één been was gaan staan.
Zodra ik dat besefte, voelde ik in de zwevende voet een licht prikkende pijn. Ik negeerde de sensatie. Wanneer ik mijn evenwicht verloor, hupte ik gewoon heen en weer en probeerde ik snel weer op het goede been te gaan staan.
Toen veranderde het prikken in kloppen.
Toch bleef ik zo staan. Want de juf praatte. En ik moest opletten.
Toen veranderde het kloppen in steken.
Uiteindelijk, toen mijn voet uiteen leek te splijten van de pijn, gaf ik me gewonnen en streek ik neer op de grond. Nu moet je weten: ik was niet het type kind dat zomaar middenin de uitleg op de grond neerstreek. Ten eerste omdat ik niet wilde opvallen. Ten tweede omdat ik een nogal brave kleuter was. (Bovendien, juf, zou ik daarom ook nooít de armen van Bram de Beer amputeren, echt niet! Hoewel ik wel een keer in een wilde bui de haren van een speelgoedtrol in de fik had gezet, dus ik snap de verdenking.)
Hoe dan ook, ik tilde mijn voet op en zag op de huid een rood, glimmend rondje. Een sticker? Een verdwaalde knutselglitter?
Pas na een moment van verwarring begreep ik wat er aan de hand was, of liever, aan de voet. Daar, middenin het zachte vlees, prijkte namelijk een punaise.
Een punaise.
Terwijl dat besef me overmeesterde, deed ik wat iedere weldenkende kleuter in zo’n situatie zou doen: ik begon te brullen. De juffrouw vloog naar me toe, knielde bij me neer en verwijderde de metalen angel. Ik staarde naar het piepkleine druppeltje bloed dat verscheen. Mijn gebrul stierf weg in de poppenhoek; de pijn verdween sneller dan ik verwachtte.
Einde herinnering.
Goed, nu maak je als kind wel vreemdere dingen mee, maar toch bleef deze situatie me opvallend goed bij: de aanzwellende pijn, het gehinkel, de aanblik van die punaise in mijn lichaam.
Eén vraag in het bijzonder bleef me achtervolgen: wat als ik niet naar mijn voet was gaan kijken? Omdat ik braaf wilde zijn? Omdat ik geen zin had om te gaan zitten? Omdat ik bang was voor wat ik zou vinden? Omdat ik de boel niet wilde verstoren?
Wat was er dan gebeurd? Het antwoord spreekt voor zich: dan was ik op één been blijven hinkelen terwijl het toch echt gemakkelijker staat op twee. Dan was het ongemakkelijke gevoel blijven aanzwellen tot ik was omgedonderd door de pijn of door mijn verzurende staande been of door de juf die me zou wegsturen vanwege de rare bekken die ik begon te trekken.
Ik zou ongemerkt als prikbord door het leven zijn gegaan.
Kijken naar de pijn
Deze ervaring leerde me een belangrijke les, en wel deze: in welke situatie je je ook bevindt, het is beter om ‘het’ aan te kijken. Of het nu een pijn of ongemak of knagend gevoel is, een vervelende stand van zaken, een valkuil of uitdaging in jezelf.
En nee, deze les heb ik níet sinds de kleuterklas altijd perfect in de praktijk gebracht. Al werd het zaadje toen geplant, ik moest er nog de nodige crises – van licht hinkelen tot keihard omvallen – voor doormaken om écht te begrijpen wat het toepassen van dit inzicht betekent. En wie weet, tuin ik in de toekomst nog wel eens vaker in deze oude valkuil.
Toch durf ik inmiddels wel te zeggen: ik ben dan misschien een vat vol imperfecties, maar wél probeer ik de dingen altijd aan te kijken, ook als wat ik zie oncomfortabel, pijnlijk, lastig is.
Ik denk vaak aan het voorbeeld van mijn moeder: zij was bang voor honden, en nam juist om die reden een hond. Ze wilde af van de angst: omdat ze er zelf last van had, en omdat ze hem niet aan haar kinderen wilde doorgeven.
Nu is dit wel een heel letterlijk voorbeeld van ‘je pijnpunt in huis halen’. Natuurlijk werkt het niet altijd zo; als je bang bent voor inbrekers, hoef je geen inbreker in huis te halen (geeft zoveel gedoe). Maar het onderliggende principe geldt wel: wegkijken of vermijden lost het probleem vaak niet op.
Daarbij geldt bovendien: hoe eerder je kijkt, hoe beter. Want voor veel ellende – van destructieve relaties tot werk waarin je leegloopt – geldt: het begint als licht prikken, gaat dan kloppen, dan genadeloos steken. Hoe eerder je kijkt, hoe minder vaak je eindigt met pijn, bloed en een heleboel gezeik in de poppenhoek.
Tanden op elkaar? Blijven lachen?
Ik weet dat deze boodschap het risico van ‘zelfhulp-cliché’ in zich draagt, maar dat risico draag ik met liefde. Ik geloof namelijk oprecht dat het een essentiële levenskunst is: het vermogen, de moed, de wil om dingen aan te kijken.
Want dit is wat ik zie: zo veel mensen gaan hinkelend door het leven. ‘Ach, het gaat wel,’ en natuurlijk gaat het ook wel, voor nu, een beetje. Maar hoe veel gemakkelijker zou het kunnen gaan? En hoeveel van jezelf gaat verloren in dat gehinkel, in de strijd tegen de sluipende pijn, in de kansen die je erdoor mist?
Ik ben geen voorstander van ‘tanden op elkaar en gewoon maar doorgaan’ omdat je baas of partner of de maatschappij het zegt. Of omdat je geen zin hebt om te kijken. Of omdat je bang bent voor wat je misschien tegenkomt. Of omdat je het ‘goed’ wilt doen en de boel niet wil verstoren. Of omdat de rest ook gewoon blijft staan (de pijn in hún voeten zie je immers niet…).
Ja, het is krachtig om te focussen op wat wél goed is, maar nee, dat is geen vrijbrief voor het wegrelativeren van dat wat jouw oprechte aandacht verdient. Zoals een zelfbeeld dat piept en kraakt, ongezonde leefpatronen, geestdodend werk, belemmerende overtuigingen, haperende relaties. Ook aan ‘altijd blijven lachen’ zit in die zin een grens.

Leven zonder punaises
Tot slot nog dit: met het aankijken van je problemen bedoel ik niet dat alles maakbaar is, dat je overal volledige controle over hebt. Of dat je leven altijd maar ‘beter’ moet worden in de zin van meer geld, bezit, status, dat soort dingen.
Bovendien hoef je dit ‘aankijken’ ook absoluut niet in je uppie te doen. Laat anderen vooral toe bij dit proces. Hoe mooi als mensen in je omgeving je helpen om jouw ‘punaises’ onder ogen te zien, of het nu een belemmerend patroon is in jezelf of een destructieve situatie waarin je te lang blijft hangen.
Maar mijn punt is: uiteindelijk ben je toch zelf degene die iets aan te kijken heeft, om er, als je daarvoor kiest, vanuit dat besef iets aan te doen – met of zonder hulp. Anders gezegd: het is uiteindelijk wel jouw voet.
En iedereen verdient het om door het leven te lopen zonder punaises in z’n poot. Dat wil zeggen: om te leven vanuit een algemeen gevoel van voldoening, bezieling, gezondheid, energie, liefde.
(En nu we het er toch over hebben: staak die zoektocht naar een quick fix of gouden ei. Plak maar eens een pleister over een punaise in je voet, en kijk of dat helpt.)
Goed, de samenvatting van vandaag: knaagt of prikt of steekt er iets? Dan zou ik zeggen:
Besef dat je aan het hinkelen bent.
Accepteer dat.
Neem een moment om rustig te gaan zitten.
Til je voet op.
En kijk.
Kijk écht, zonder oordeel, zonder verwachtingen. Vraag jezelf: hoe gaat het nu eigenlijk écht? Wat voel ik nu eigenlijk écht?
En wie weet, als je het hem heel lief vraagt, helpt Bram de Beer je wel een handje.
Doe hem de groeten van me.